Alle stukken die zijn aangeleverd aan het Gerechtshof, de twee nieuwe getuigenverklaringen die op verzoek van de verdediging aan het dossier zijn toegevoegd, alsmede de filmbeelden die door de slachtoffers zijn aangeleverd, zijn door het OM grondig bestudeerd. De officier: “Ik kom tot de conclusie dat verdachte onder invloed van alcohol heeft gevaren met een speedboot waarbij hij, terwijl het donker was, de maximaal toegestane snelheid met in elk geval vijf keer zoveel heeft overschreden. Verdachte had alert moeten zijn nu hij kon weten dat er na een mooie dag met veel vaarverkeer op de wateren nog steeds veel boten op het Stoomkanaal aanwezig zouden zijn. Het enkele feit dat de rubberboot waarin de slachtoffers zaten geen of nauwelijks licht voerde, doet daaraan niets af. De twee slachtoffers die in de rubberboot zaten hadden gelet op de hoge snelheid van de speedboot van verdachte geen enkele mogelijkheid om uit te wijken op het moment dat zij de speedboot zagen.” De officier van justitie komt tot de conclusie dat verdachte zeer onvoorzichtig en onoplettend heeft gevaren door met hoge snelheid, onder invloed van alcohol, onvoldoende heeft geanticipeerd op de omstandigheden en zijn snelheid niet heeft aangepast en evenmin voldoende afstand heeft gehouden.
Ook vindt het OM wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de plaats van het ongeval heeft verlaten zonder inlichtingen te verstrekken. Ook al heeft hij het rubberbootje na de aanvaring aan wal gebracht en met de slachtoffers gesproken, hij heeft nagelaten om informatie te geven over het schip en heeft niet gewacht tot de ambulance en de politie arriveerden.
Verdachte heeft door op deze wijze en zo onvoorzichtig te varen, gespeeld met de levens van andere watergebruikers. Hij heeft zijn verantwoordelijkheden die hij had als schipper op een snelle speedboot niet genomen met alle gevolgen van dien. Deze zaak heeft heel veel impact gehad op alle jongeren die het hebben gezien.
Het OM kijkt bij de strafmaat altijd naar de persoon van de verdachte, die ten tijde van het incident 19 jaar was en geen strafblad had. De officier komt tot de conclusie dat er geen jeugdstrafrecht dient te worden toegepast. Daarnaast houdt de officier rekening met het tijdsverloop.
De officier eist een werkstraf van 150 uren, een gevangenisstraf van 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar alsmede een ontzegging van de bevoegdheid tot het besturen van een vaartuig gedurende een jaar.